Genkerbaan 93-1 3520 Zonhoven
Onze praktijk richt zich vooral op kinderen en volwassenen met:
SPRAAKSTOORNISSEN
Articulatiestoornissen: het betreft hier stoornissen waarbij spraakklanken niet of verkeerd uitgesproken worden. Het kan dus zowel om een weglating, vervanging of vervorming gaan. De bekendste articulatiestoornissen zijn het lispelen en het niet kunnen uitspreken van de [r]. Soms komt een meervoudige articulatiestoornis voor. Daarbij worden verscheidene klanken weggelaten, vervangen of vervormd. Wanneer een kind in zijn spraakontwikkeling duidelijk achter is bij het gemiddelde van zijn leeftijdgenoten, spreken we van een vertraagde spraakontwikkeling.
Afwijkend mondgedrag: er bestaat een duidelijk verband tussen mondgewoonten en articulatie. Afwijkend mondgedrag – zoals mondademen, duimzuigen en tongpersen (foutief slikken) – resulteert vaak in een spraakstoornis. Er is ook een verband tussen gebitsafwijkingen en afwijkende mondgewoonten. Het komt wel vaker voor dat we afwijkende mondgewoonten en articulatie samen behandelen. De orthodontist behandelt dan de gebitsafwijking.
Neurologische spraakstoornissen (dysartrie): bij patiënten met een aandoening van het zenuwstelsel is meestal ook de spraak gestoord. Bij kinderen gaat het om hersenverlamming of een spierziekte. Bij volwassenen is er sprake van een verworven stoornis. Voorbeelden hiervan zijn dysartrie ten gevolge van de ziekte van Parkinson of ten gevolge van multiple sclerose, een hersenbloeding (cva), tumor of zware traumata. De spraak is moeilijk verstaanbaar omwille van een stoornis in de spierspanning en/of de coördinatie van de spieren. Wij geven oefeningen om de spraak en de andere mondfuncties te verbeteren.
TAALSTOORNISSEN
Taalontwikkelingsstoornissen: de taalontwikkeling verloopt volgens een bepaald patroon (de verschillende stadia van de taalontwikkeling). Bij een aantal kinderen kent deze ontwikkeling een vertraagd of afwijkend verloop. We spreken dan over een dysfatische ontwikkeling of een primaire taalontwikkelingsstoornis. De stoornis treft zowel de ontwikkeling van de taalvorm (verbuigingen en vervoegingen en de zinsbouw), de taalinhoud (woordenschat) als het taalgebruik.
Lees-, schrijf- en rekenstoornissen: dyslexie (problemen met lezen), dysorthografie (problemen met spellen) en dyscalculie (problemen met rekenen) vinden hun oorsprong in tekorten in het taalvermogen van het kind, terwijl er sprake is van een normale intelligentie. Het kind heeft dan problemen met het omzetten van de gesproken taal in geschreven taal (spellen). Maar ook het omzetten van schrijftaal naar spraak (lezen) verloopt moeilijk. Bij rekenstoornissen is er sprake van een achterstand voor specifieke rekenvaardigheden.
Neurologische taalstoornissen:(afasie) is een verworven taalstoornis (na een beroerte of een trauma). Iemand met afasie verliest door een hersenletsel zijn vermogen om taal te begrijpen en/of te gebruiken. Ook het lezen en schrijven kunnen aangetast zijn. Andere bijkomende stoornissen zijn: verlammingen, problemen met het geheugen, oriëntatieproblemen, ... .
Taalstoornissen bij dementie: bij dementie (ziekte van Alzheimer of andere vormen van dementie) en bepaalde ouderdomsziekten wordt naast het geheugen ook het taalvermogen aangetast.